Jan Willem de Vries
Jan Willem de Vries Foto: WUR

Joepie

Column Column

Het gebeurt niet vaak dat ik onderzoekers uitbundig hoor juichen. Met gebalde vuisten van blijdschap liep ze in het gangpad van de Hortifair. Ik kon zien dat er wat bijzonders aan de hand was met mijn collega Ineke. Op mijn vraag wat er aan de hand antwoordde ze “ik ben zo blij dat het gelukt is”. Toen ik het e-mail bericht las dat ons project goedgekeurd was, heb ik heel hard “Joepie” geroepen. De mensen om mij heen moeten wel gedacht hebben wat is dat voor een raar mens. 

Doorvragen leerde mij dat het om een PPS aanvraag ging. PPS staat voor Publiek Private Samenwerking waarbij overheid en bedrijfsleven samen een project realiseren op basis van een heldere taak- en risicoverdeling. In dit geval gaat het over het project “Toekomst met virusvrije bloembollen” wat is goedgekeurd. Een project met financiering van de Topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, Royal Anthos, IVB/KAVB, CNB, BKD, IGH BV, Keukenhof en Stichting Hagelunie en welke wordt uitgevoerd door onderzoekers van Wageningen University & Research BU Glastuinbouw & Bloemenbollen, WUR BU Biointeracties en Plantgezondheid, Bloembollenkeuringsdienst en Vertify.

Beheersing

De bloembollensector kent vele uitdagingen om naar een duurzame en vitale teelt te komen, zeker daar waar het gaat om de beheersing van virusziekten. Een groot scala aan verschillende virussen kunnen bloembolgewassen infecteren en schade veroorzaken. Het is van groot belang om de teelt zo schoon mogelijk te beginnen met gezond uitgangsmateriaal, een onderwerp dat al aandacht krijgt in o.a. de kennisimpuls Groene Gewasbescherming (bedekte teelt van virusvrij uitgangsmateriaal lelie).
Toch kunnen ook kasplanten besmet raken met virussen (bijvoorbeeld met potexvirussen, zoals PlAMV en TVX) of later wanneer de teelt op het veld wordt doorgezet met door vectoren overgedragen virussen (bijvoorbeeld potyvirussen die door bladluizen worden overgebracht).
In de PPS “Toekomst met virusvrije bloembollen” richt het onderzoek zich op met name de twee bovengenoemde groepen virussen (potyvirussen en potexvirussen) die op dit moment de belangrijkste virusziekten in bloembollen veroorzaken. In het onderzoek gaat gekeken worden naar de gehele keten, van veredeling tot aan de handel, en zullen handvatten voor de verschillende stakeholders ontwikkeld worden om problemen met deze twee groepen van virussen te beperken en wel door:
- het ontwikkelen van een resistentietoets voor TVX in tulp, waarmee de veredelaar wordt geholpen robuuste en TVX-resistente cultivars op de markt te brengen;
- het aanreiken van handvatten aan de teler om virusziekten op een duurzame manier te beheersen;
- ondersteuning voor de keuringsdienst met een analyse van eventuele ongewenste reacties die door het gebruik van nieuwe groene middelen (veelal op basis van micro-organismen) kunnen optreden in viruslaboratoriumtoetsen;
- voor de handel de ontwikkeling van een methode om bollen die met nieuwe groene middelen zijn geselecteerd (en waarbij die bollen niet verschrompelen in de grond en voor een te hoog viruspercentage in de partij zouden zorgen) tijdens de verwerking in de schuur uit te sorteren.

Virusvrij

Het hier voorgestelde onderzoek bouwt verder op de door de PPS ‘Op weg naar virusvrij en afzetgericht telen’ gelegde fundering en kan zo zorgen voor een stevige basis voor het oplossen van de virusproblemen in de teelt van bloembollen. Doel van het onderzoek is de telers van bloembollen en de snijbloemen van bolgewassen minder afhankelijk te laten zijn van chemische gewasbeschermingsmiddelen en ontsmettingsmiddelen om virusziekten in deze gewassen te beheersen. Het streven is om het gebruik van deze chemische middelen tot nagenoeg nul te reduceren en de teler voldoende alternatieven te bieden op het gebied van voorkoming en beheersing van virusziekten.
Daarbij wordt de gehele bloembollenketen betrokken. Dit begint bij de veredelaar die uit dit project nieuwe resistentietoetsen met name voor het tulpenvirus X (TVX) kan verwachten, de bollenteler die nieuwe beheerstrategieën zal kunnen gaan gebruiken om de bollenkraam op een duurzame manier gezond te houden en de handel (ook naar derde landen) die geen hinder ondervindt van beperkende maatregelen.
Ook de teler die snijbloemen uit bloembollen teelt (ook wel broeien genoemd) zal gebruik kunnen maken van de uitkomsten van het hier voorgestelde onderzoek om virusverspreiding in de partijen tegen te gaan en waardevermindering van het geoogste product te voorkomen. Daarnaast wordt de ondersteuning van de Bloembollenkeuringsdienst (BKD) in dit project meegenomen door onderzoek uit te voeren naar de eventuele effecten van de in nieuwe alternatieve en groene gewasbeschermingsmiddelen aanwezige micro-organismen (schimmels en bacteriën) op de toetsingen op virussen in bolgewassen.

Nageslacht

De bloembollenteelt is zeer gevoelig voor virusziekten. Dit komt allereerst doordat de teelt gebaseerd is op een vegetatieve vermeerdering van de rassen waardoor virussen gemakkelijk van de ouder-bol naar het nageslacht worden doorgegeven (in tegenstelling tot zaad-vermeerderde gewassen). Daarnaast is het voor veel bolgewassen (behalve bij lelie) nog niet mogelijk om van virusvrij weefselkweek-materiaal uit te gaan, schoon beginnen is dus nog steeds een grote uitdaging.
In de afgelopen jaren is het percentage bloembollen met virusinfecties enorm toegenomen. Dit geldt zeker voor infecties met virussen uit de groepen potyvirus en potexvirus. De grote vraag daarbij is waarom we maar geen grip krijgen op deze virussen.
Voor de potyvirussen, die door bladluizen worden overgedragen, speelt o.a. de klimaatverandering een grote rol. Door zachte winters overwinteren de bladluizen veel meer als volwassen insecten op de groenblijvende planten en veel minder als een winter-ei dat in de herfst op een houtig gewas wordt gelegd. Het effect daarvan is dat er al veel bladluizen vroeg in het voorjaar aanwezig zijn op kruidachtige planten en zodra de temperatuur voldoende hoog is (afhankelijk van de bladluissoort) al vroeg gaan vliegen. Hierdoor ontstaat met name in de teelt van tulpen al vroeg in het jaar een situatie waarin bladluizen de in de partij aanwezige potyvirussen verspreiden. Daarnaast is er nagenoeg niets bekend over welke bladluissoorten nu het meest verantwoordelijk zijn voor de verspreiding van potyvirussen in bloembollen.
Lang heeft de mening standgehouden dat overdracht van potyvirussen te beperken was door het gebruik van bladluis-dodende middelen. Dit is gelukkig aan het veranderen door het besef dat overdracht van potyvirussen al tijdens het proeven van de plant door de bladluis plaatsvindt (en er dus al virusoverdracht plaatsvindt voordat het middel de bladluis heeft kunnen doden) en dat bladluis-dodende middelen steeds minder voorhanden zullen zijn.
Het wegvallen van deze middelen en een wens om groener en duurzamer te telen vraagt om gerichte acties wanneer virusverspreiding te verwachten is. Uitgebreide monitoring en kennis van de overdrachtsefficiëntie van bladluizen is daarbij onontbeerlijk. Veel is nog onduidelijk bij de verspreidingsroutes in het veld van potexvirussen. Virussen uit deze laatste groep zijn in de regel gemakkelijk via contact overdraagbaar, maar (zoals elke regel uitzonderingen kent) dit is veel minder duidelijk bij het tulpenvirus X (TVX).
Opvallend resultaat uit de lopende PPS “Op weg naar virusvrij en afzetgericht telen” is dat TVX niet alleen in veel verschillende soorten onkruiden is aangetoond maar ook in het oppervlaktewater. Niet één keer maar bij herhaling, en dit was nog nooit eerder vastgesteld. Wat betekent dit nu voor de verspreiding van het virus naar de tulp (gewas/bol)... door bijvoorbeeld beregening vanuit het oppervlaktewater? Kortom de komende jaren zal virus heel veel aandacht krijgen. Ik hoop dat u als teler van bloembollen net zo blij bent als onze onderzoekers.

En misschien ook wel stiekempjes “joepie” roept.

Jan Willem de Vries
Wageningen University & Research
Business Unit Glastuinbouw

Uit de krant

Meest gelezen

Uit de krant