Afbeelding
Foto: wur

Lastig: financiering voor iets wat nog geen probleem is

Algemeen Column

In 1937 deed Rijkswaterstaat uitgebreid onderzoek en de conclusie was even helder als verwarrend: Nederland is niet duurzaam veilig voor het water en er moet echt iets gebeuren. De deltawerken zijn gebouwd naar aanleiding van de waternoodramp in 1953 in Zeeland. Het was bedoeld om een soort gelijke ramp in de toekomst te voorkomen. Het is Nederlands grootste verdedigingssysteem tegen hoog water vanuit de Noordzee.

Wat bovenstaande met onze mooie Glastuinbouw sector te maken heeft, zal ik u proberen te vertellen aan de hand van een bijeenkomst die ik gisteren heb bijgewoond en waar een collega van mij vertelde over plagen waar we in de Glastuinbouw mee te maken hebben en hoe je die onder controle kunt houden. Maar ook waar we in de toekomst mee te maken gaan krijgen. De aanleiding van het verhaal ging vooral over risicobeheersing van plagen en waar gaat het dan naar toe?
Als we met zijn allen kijken naar de Glastuinbouw zijn we daar super trots op. Het is een heel mooie sector om in te werken. Het gaat om hightech glastuinbouw met vaak grote en moderne bedrijven. Die kassen bouwen we niet voor niets, dat doen we om het binnenklimaat te beheersen en onze gewassen te beschermen tegen invloeden van buiten, waaronder zieketen en plagen. Je zou kunnen zeggen dat deze kassen schoon zijn en bijna op het steriele af met hun strakke betonpaden, uitgerust met kunstlicht en niet meer in de volle grond maar op substraat.
Maar de werkelijkheid is anders we hebben te maken met ontzettend veel plagen die op de een of andere manier de kas inkomen. Of van buiten door invlieg of binnengebracht door plantmateriaal, mens en goederen. Soms zijn plagen ook gewoon gevestigd in een kas waar je vervolgens moeilijk van af komt. Het is een grote diversiteit aan problemen. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de plaagdruk alleen maar toeneemt.

Minder middelen
De redenen hiervoor zijn wel bekend. Aan de ene kant is het afname van het middelenpakket wat beschikbaar is. Dit pakket neemt de komende jaren alleen maar af door wet en regelgeving en door eisen die Retail stelt aan het gebruik van pesticiden. Er worden bovenwettelijke eisen gesteld aan MRL (Maximale Residu Limiet). MRL zegt iets over het wettelijk toegestane maximale residu (restgehalte) van een stof in of op levensmiddelen. Los van de MRL worden convenanten gesloten, waarbij men überhaupt niet meer wil dat bepaalde middelen nog gebruikt worden. Doordat breed werkende middelen steeds minder beschikbaar zijn en het middelenpakket smaller, wordt de druk op het gebruik van middelen die nog beschikbaar zijn groter, wat vervolgens leidt tot een selectie van individuen waarmee je resistentie in de hand werkt. Door minder beschikbaarheid van breed werkende middelen worden plagen zoals mineervlieg, bladluis en wantsen, die vroeger nauwelijks problemen gaven, een steeds groter probleem. Daarnaast hebben we ook te maken met invasieve plagen. Plagen die hier vroeger niet voorkwamen krijgen door klimaatsverandering steeds meer voet aan de grond. Ze rukken op vanuit het zuiden, het mediterrane gebied, maar ook plagen vanuit andere wereld delen vestigen zich hier steeds vaker.

Meer plagen
Er is dus heel veel werk aan de winkel en dat blijft ook zo. Op het moment dat je denkt dat je een plaag onder controle hebt, komt er wel weer wat nieuws. De druk op de Glastuinbouw zal steeds groter worden en het zal een behoorlijke uitdaging worden om alles wat op ons af komt onder controle te houden.
We hebben te maken met verschillende categorieën van plagen. Zo kennen we de inheemse plagen die komen van buiten de kas. Ik denk aan bladluis, mineervlieg, rupsen en tripsen.
Het merendeel van onze plagen zijn exoten. Die komen helemaal niet van buiten maar hebben zich gevestigd in een glastuinbouwgebied in kassen door het verslepen van plantmateriaal. Bekende voorbeelden zijn de Californische trips uit de jaren 80, welke vanuit Nederland verspreid is door heel Europa en Afrika. Dit insect weet zich in de kas te handhaven. Als je in de bermen gaat zoeken vind je hem in de zomer ook wel buiten, maar in heel lage aantallen, omdat hij in Nederlandse omstandigheden niet kan overwinteren.
De derde categorie zijn de Q-organismen waarbij de teler een uitroeiingsplicht hebt.

Meer onderzoek
Om een goed pakket aan maatregelen te hebben, is tijd nodig. Verschillende partijen zijn bezig met deze problematieken. Soms kan het snel gaan om een oplossing te vinden voor een nieuwe plaag denk aan Tuta absoluta (2004). Maar gemiddeld moet je toch wel rekening houden met 10 jaar; het staat en valt met hoeveel onderzoek aandacht een probleem krijgt.
Het grootste probleem is dat er niet eerder aan onderzoek wordt begonnen voordat een plaag pas een echte plaag is. Wantsen vormen in een aantal teelten al een enorme plaag. Niet alleen doen ze schade aan het gewas, maar ze verstoren het hele biologische evenwicht in een kas. Waardoor telers gaan spuiten en van het ene in het anderen probleem vallen. Voor dit moment is het teveel om op te noemen wat er nog op de sector afkomt met de bijbehorende kwesties. Beeldt u maar eens in als het gaat om een Q-organisme en we niet meer mogen exporteren.
Samengevat hebben we te maken met een aantal flinke risico’s, met nieuwe plagen. Op het moment dat je denkt de boel op orde te hebben, komt er wel weer iets nieuws.

Toch zijn er wel lichtpuntjes. We zullen moeten van een systeem van balanceren naar een systeem van evenwicht, waarbij de boel in balans is en niet bij de eerste en beste verstoring omvalt, en waarbij eventuele nieuwe exoten die in je kas binnenkomen, kunnen worden opgevangen door een weerbaar teeltsysteem. Het wordt tijd om in actie te komen... door er voor zorgen dat er geen ramp gebeurt. Maar... financiering voor iets wat nog geen probleem is, is heel lastig te vinden.

Jan Willem de Vries
Wageningen University & Research
Business Unit Glastuinbouw

Uit de krant

Meest gelezen

Uit de krant