Afbeelding
Foto: wur

Met biostimulanten naar weerbare planten

Algemeen Column

Het ontwikkelen van weerbare plant- en teeltsystemen speelt een belangrijke rol in ons onderzoek. Binnen de glastuinbouw worden biostimulanten steeds meer ingezet om een bijdrage te leveren aan een verbeterde groei en alternatieve bemestingsregimes met minder schadelijke effecten op mens en milieu. Voor de toekomstige tuinbouw is het enorm belangrijk dat we alternatieven hebben om onze gewassen te beschermen en te behoeden tegen ziekten en plagen.

Biostimulanten gaan, omdat deze kunnen bijdragen aan een weerbaarder gewas, hierin een grote rol spelen. Biostimulanten zijn gereguleerd in de Europese Meststoffenverordening, die in 2019 van kracht is geworden. Binnen deze verordening is een biostimulant als volgt gedefinieerd: ‘een product dat de voedingsprocessen van een plant stimuleert onafhankelijk van het gehalte aan nutriënten van het product, met als enige doel één of meer van de volgende eigenschappen van de plant of de rhizosfeer van de plant te verbeteren: (1) de efficiëntie van het gebruik van nutriënten, (2) de tolerantie voor abiotische stress, (3) kwaliteitskenmerken, (4) de beschikbaarheid van in de bodem of in de rhizosfeer vastgehouden nutriënten.’

Kortom een biostimulant helpt de plant om voedingstoffen efficiënt te gebruiken of beter bestand te zijn tegen abiotische stress. Voorbeelden van abiotische stress zijn droogte of juist een overmaat aan water, vorstschade, verzilting, wind enzovoorts. Ook kan een biostimulant de kwaliteit van het geoogst product verbeteren.
Biostimulanten zijn meststoffen en geen gewasbeschermingsmiddelen. De grens tussen een gewasbeschermingsmiddel en een biostimulant is de wetgeving is duidelijk. Zodra het over het beschermen van planten of plantaardige producten of het beïnvloeden van levensprocessen van planten dan vallen deze stoffen onder de gewasbeschermingsverordening.

Biostimulanten
Binnen de groep van biostimulanten zijn twee verschillende categorieën te onderscheiden, de niet-microbiële en de microbiële. Als we het over niet microbiële biostimulanten hebben, dan hebben we het over een hele grote groep van stoffen, die gaan van zeewier extracten tot anorganische verbindingen en zouten. De categorie van microbiële biostimulanten zijn qua indeling wat overzichtelijker. Zo heb je de Mycorrhizza (symbiotische schimmels) en Bacteriën zoals Rhizobium, Azospirillum en Azotobacter. Rhizobium bacteriën leven in symbiose met vlinderbloemige plantensoorten (peulvruchten), en leggen voor deze planten de stikstof uit de lucht vast, waardoor deze ook op stikstofarme grond kunnen groeien. Op de plantenwortels worden zo genaamde stikstofwortelknolletjes gevormd, waarin de bacteriën leven.
Als we een aantal niet microbiële biostimulanten nader beschouwen dan kunnen bijvoorbeeld bij plant- en zeewier extracten een bijdrage leveren aan het verbeteren van de bodemstructuur. Ze zijn een voedselbron voor microrganismen, een bron van sporenmeststoffen en leveren een bijdrage aan een verhoogde afweer. In onze experimenten zijn waargenomen effecten een verbeterde weerbaarheid tegen abiotische stress, een verhoogde groeikracht en een verhoogde nutriënten inhoud (bij bijvoorbeeld groenten).Naast het voorbeeld zijn er ook compost (humes- en fulvinezuren), Digistaten uit verse gewassen en bijproducten voedselindustrie, Nutrient polymeren (o.a, chitosan dit zijn bijvoorbeeld de huidjes van insecten) en de anorganische verbindingen zouten. Al de genoemde stoffen laten over het algemeen een verbeterde groei zien en betere weerbaarheid tegen abiotische stress en een hogere nutriënten beschikbaarheid.

Compost
Digestaat is vergiste biomassa en is een restproduct van de biogasproductie en bevat water, levende en dode organismen, mineralen en de niet vergiste mestfractie. Technisch gezien is het, hoewel het vergelijkbare fysische en chemische eigenschappen heeft, geen compost. Compost wordt in tegenstelling tot digestaat geproduceerd door aerobe micro-organismen.

Effecten
Bij de microbiële biostimulanten zijn de waargenomen effecten een verbeterde algemene groei en kieming, verbeterde ontwikkeling van bloemen, fixatie van stikstoof uit de lucht, hogere nutriënten beschikbaarheid en opname en weerbaarheid tegen droogte en zoutgehalte.Dan kennen we ook nog de Mycorrhiza. Dit zijn schimmels die in symbiose leven met de plantenwortels. Bekende werkingsmechanisme zijn dat de hyfen (schimmeldraden) nutriënten opnemen, zorgen voor een verhoogde beschikbaarheid van fosfor en beschermen de wortels en hebben een positieve interactie met bacteriën. Wat vervolgens een verbeterde groei, hogere nutriënten gehalten en verbeterde wateropname en een betere weerbaarheid tegen droogte en zout.

Nu zult u wel denken waarom schrijft hij dit nu allemaal op. U hebt gelijk. Hoewel het belangrijk is. Natuurlijk het allerbelangrijkste effect is wat we zien tegen ziekte- en plagen. Dan gaan we het hebben over het beschermen van planten en dan vallen deze stoffen ineens onder een heel andere wetgeving.

Begrijpt u het nog?

Jan Willem de Vries
Wageningen University & Research
Business Unit Glastuinbouw

Uit de krant

Meest gelezen

Uit de krant