Afbeelding
Foto: wur

Chemische middelen zijn al lang niet meer de oplossing

Algemeen Column

Geïntegreerde bestrijding van ziekten en plagen ook wel IPM genoemd (Integrated Pest Management) is een manier van duurzaam landbouw telen die streeft naar minimale afhankelijkheid van chemische gewasbeschermingsmiddelen tegen ziekten en plagen.

Vroeger zouden we als motivatie geven voor deze manier van telen, dat er hierdoor minder problemen zijn met de aanwezigheid van residuen van pesticiden op onze producten en de kans veel kleiner is dat ziekteverwekkers resistent worden tegen pesticiden. Nu is dat anders...
De druk op het chemische middelengebruik in de Nederlandse agrarische sector wordt steeds groter. Politiek beleid en maatschappelijke discussies zijn aan de orde van de dag, met als resultaat dat er steeds meer middelen beschikbaar komen om onze gewassen, als dat nodig is te beschermen.

Beleid
Het beleid van onze minister van Landbouw is te komen tot een kringlooplandbouw en het verder te vergroenen. Het maakt dat wij als onderzoekers de bakens flink aan het verzetten zijn en de sector nieuwe systemen van gewasbescherming moeten aanreiken. Het gaat dan over onderwerpen zoals preventie, wat heel belangrijk is.
Ik heb het dan over aspecten zoals bedrijfshygiëne maar ook over een gezonde bodem, een goed kasklimaat. We zullen ons meer en meer moeten gaan richten op het voorkomen van ziekten en plagen. Daarnaast zullen we als het nodig is als tuinbouw moeten kunnen beschikken over een medicijnkast. Deze mag dan alleen open als het echt niet anders kan. Wat mij betreft net als in de humane gezondheid uitsluitend op recept.
Ook zal er heel hard gewerkt moeten worden aan het versoepelen van het toelatingsbeleid van groene middelen. Dit zijn gewasbeschermingsmiddelen die als werkzame stof een plantenextract, signaalstof (feromoon) of micro-organisme hebben, zoals een bacterie, virus of schimmel.

Met het toepassen van IPM hebben we al heel veel bereikt. Als telers zijn we minder afhankelijk geworden van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Maar we zijn nog niet zo ver dat we kunnen zeggen dat we helemaal zonder chemie kunnen. Wat we in ieder geval wel moeten doen, is de acht op elkaar afgestemde stappen (zie ook: https://link.springer.com/article/10.1007%2Fs13593-015-0327-9)
van IPM volgen: 
  
1.    Preventie en onderdrukken populatie.
2.    Monitoren.
3.    Besluit gebaseerd op monitoren en drempelwaarden.
4.    Niet chemische methoden.
5.    Gebruik selectieve chemische middelen.
6.    Reduceer gebruik chemische middelen.
7.    Anti- resistentie strategieën.
8.    Evaluatie. 

Lange adem
Als BU Glastuinbouw gaan we door met onderzoek. Onderzoek naar biologische bestrijders en/of nieuwe bestrijdingsstrategieën zijn trajecten van lange adem. Zo zijn we bezig met een flink aantal projecten. Eén hiervan wil ik eruit lichten om aan te geven hoeveel werk er in een project zit, waarbij we op zoek zijn naar nieuwe bestrijdingsmethoden tegen schadelijke mijten in open en gesloten teelten.
Het probleem is dat sommige plantetende mijten zo klein (0.1-0.3 mm) zijn, dat ze goed kunnen wegkruipen in plantdelen die niet of moeilijk bereikbaar zijn voor gewasbeschermingsmiddelen of roofmijten. Ze veroorzaken daardoor veel schade in tulp, braam, amaryllis en bromelia.
In dit project, wat een publiek-private samenwerking (PPS) is, wordt gezocht naar nieuwe roofmijten die beter zijn aangepast aan deze kleine mijten of aan de kleine ruimtes waar de schadelijke mijten zich schuilhouden.
Binnen dit project wordt ook onderzoek gedaan naar nieuwe predatoren (roofmijten en roofkevers) tegen spint. Deze predatoren moeten dan beter bestand zijn tegen lage luchtvochtigheden, zodat ze succesvoller ingezet kunnen worden in de teelt van bijvoorbeeld komkommer. In komkommer slaan biologische bestrijders vaak slecht aan door het schrale klimaat in sommige perioden en door gebrek aan voedsel voor de predatoren van spint.

Het doel wat wij voor ogen hebben, is nieuwe methoden voor duurzame bestrijding van schadelijke mijten in tulp te vinden, waardoor we minder afhankelijk zijn van pesticiden en we op een milieuvriendelijke manier onze producten kunnen telen, wat alle telers ten goede komt. Daarnaast zijn we op zoek naar een roofmijt die effectief ingezet kan worden in een schraler klimaat. Het bovengenoemde project bestaat uit vijf verschillende werkpakketten. 


1.    Verzamelen, kweken, en bijvoeren van nieuwe roofmijten.
Dit werkpakket verzamelt alle kennis over roofmijten die op het moment worden onderzocht. Ook wordt er gezocht naar alternatieve voedselbronnen voor deze roofmijten. Als de roofmijten namelijk ook andere voedselbronnen tot hun beschikking hebben, blijven ze ook leven als de hoeveelheden mijten en spinten laag zijn.  
2.    Bestrijding van de tulpengalmijt, bollen-, en stromijt tijdens de bewaring van tulpenbollen. 
Een zoektocht naar soorten roofmijten die specifiek toepasbaar zijn bij de opslag van tulpenbollen. 
3.    Bestrijding van de bramengalmijt in braam.
Over de bramengalmijt is minder bekend dan over andere soorten mijten. Er zal daarom onderzoek gedaan worden naar de biologie van deze mijt, maar ook wordt er gezocht naar roofmijten die de bramengalmijt als voedsel gebruiken en kunnen doordringen tot de verstopplekken van de mijt. 
4.    Bestrijding van weekhuidmijten in de sierteelt onder glas.
Gebaseerd op de manieren waarop roofmijten overstappen naar nieuwe planten of plantdelen, zal dit werkpakket de effectiviteit bepalen van nieuwe soorten roofmijten die bedoeld zijn voor kassen. Ook wordt er bekeken hoe roofmijten reageren op de organismen die al in de grond leven (de bodemfauna), en wat hun behoefte is aan schuilplekken en alternatief voedsel.
5.    Bestrijding van spint in komkommer.
Komkommer groeit in kassen met een lage luchtvochtigheid; een omgeving waar roofmijten het niet goed in doen. Dit werkpakket bekijkt hoe goed nieuwe soorten roofmijten en roofkevers kunnen leven in dit soort omgeving, of ze alternatief voedsel nodig hebben, en ook of de mijten waar zij op jagen beter bereikbaar gemaakt kunnen worden. Ook kijkt dit werkpakket naar de interactie tussen de verschillende predatoren. 

Zoals uit bovenstaande blijkt is het zoeken naar nieuwe manieren van biologische bestrijders en – methoden is een weg van lange adem. En denk maar niet dat we hier ooit klaar mee zijn, want met het opwarmen van ons klimaat en het beschikbaar hebben van steeds minder middelen komt er nog heel wat op ons af.

Het is dan ook heel belangrijk om ons tegen nieuwe en ziekten en plagen te wapenen. Dat begint met onderzoek. Ik schreef hier al eerder over. 

Jan Willem de Vries
Wageningen University & Research
Business Unit Glastuinbouw

 


 

Uit de krant

Meest gelezen

Uit de krant