Afbeelding
Foto: wur

Tot nul gereduceerd in 2030!

Algemeen Column

De Nederlandse overheid wil het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen in 2030 tot nul reduceren.

Dat is over 11 jaar!

In een wereld waar de vraag naar voedsel steeds meer stijgt, is het van belang dat onze gewassen ongestoord kunnen groeien. Dat betekent dus door niet ziek te worden. Om planten te beschermen tegen ziekten en plagen die groei in de weg staan, worden chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt als correctiemiddel. Chemische bestrijdingsmiddelen kunnen echter negatieve effecten hebben op mens en milieu. Daarnaast worden er vanuit de retail en consument steeds hogere bovenwettelijke eisen gesteld aan de wijze waarop wij ons voedsel maar ook onze siergewassen produceren. 

Naast dat er steeds minder chemische middelen beschikbaar komen is, dat misschien wel de belangrijkste reden dat er veel onderzoeksinzet wordt gepleegd om te komen tot weerbare teeltsystemen en biologische bestrijdingsmiddelen gebaseerd op levende, van nature aanwezige micro-organismen. In de praktijk dreigen enorme knelpunten te ontstaan als de beschikbaarheid van middelen nog verder afneemt. Het is dan ook niet voor niets dat de voorzitter van Glastuinbouw Nederland overal waar hij komt een vurig pleidooi houdt voor het behoud van een medicijnkast. Als onderzoeksbedrijf plegen we enorm veel inzet op het terrein van nieuwe biologische bestrijders en middelen en/of nieuwe toedieningsstrategieën. 

Bacteriën en schimmels
Een onontgonnen terrein zijn de op en in de plant levende bacteriën en schimmels die de plant van nature beschermen tegen ziekten en plagen. Al deze micro-organismen op en in de plant samen worden het microbioom genoemd. De samenstelling van dit microbioom verschilt van plant tot plant. Als het microbioom aangepast of verbeterd kan worden door er nieuwe nuttige bacteriën en schimmels aan toe te voegen, kan deze weerbaarheid mogelijk verder versterken. Iets waar we nog zo weinig van weten, maar waar mogelijk grote kansen liggen.

Een veel gebruikte en succesvolle methode om tomatenplanten te beschermen tegen virussen is deze te besmetten met een zwak pathogeen virus. In de teelt van tomaten zijn van verschillende virussen zwakke en agressieve stammen bekend. Door een kunstmatige besmetting aan te brengen met een zwakke virusstam kan een besmetting met een agressieve stam worden voorkomen.

Ik stel mijzelf de vraag: zijn er misschien meerdere mogelijkheden van een dergelijke toepassing mogelijk? Een gezond substraat en een gezonde bodem is een belangrijk uitgangspunt voor de teelt van gezonde tuinbouwgewassen. We zien dat telers steeds meer uitval door ziekten en plagen proberen te voorkomen door het toepassen van plantversterkers, bodemverbeteraars, biostimulatoren, biobemesters, en noem maar op te gebruiken. Ook op dit terrein liggen nog heel veel kansen, kansen die liggen op het terrein van concurrentie om voedsel.
Mogelijk liggen er in die richting oplossingen in het ontwerpen van een optimale substraat of misschien moeten we met een aantal gewassen wel helemaal substraat loos. Ook op dit terrein liggen mijn inziens nog veel kansen.

Weerbaarheid zegt ook iets over de teelt. Meer dan ooit staat de conditie van de plant centraal. Mijn collega's zijn dagelijks bezig met een zoektocht naar alternatieve methoden en toepassingen gebaseerd op voorkomen (bedrijfshygiëne), antagonisme en concurrentie (andere bacteriën of schimmels), klimaatbeheersing (ventilatie) of fysische oplossingen (licht). Wat fysische oplossingen betreft in de praktijk zie ik een toename van het gebruik van UV licht om meeldauw en botrytis te onderdrukken. Mogelijk dat er in licht nog veel meer zit in het IDC LED hebben wij proeven gedaan met biologische bestrijders onder verschillende lichtkleuren.  

Crispr
Er is nog zoveel te doen en 2030 is het al over 11 jaar! We zullen dus alle zeilen bij moeten zetten en kennis die we nog niet hebben moeten ontsluiten. Dat moeten we met elkaar doen toeleveranciers, telers, onderzoek en overheid. 
Alleen al om die reden hebben we nieuwe technologieën zoals Crispr nodig. Deze nieuwe veredelingstechniek kan een effectieve boost geven aan ziekteresistente rassen. Iets wat de kersverse persoonlijk hoogleraar* bij Plant Breeding, prof. dr. Yuling Bai, betoogde tijdens haar inauguratie.
Uit haar betoog komt naar voren dat de eerste boeren meer dan tien millennia geleden de beste wilde planten uitkozen om zaden van te bewaren voor het volgende groeiseizoen. Zij domesticeerden op basis van ervaring en op intuïtieve wijze wilde planten als emmertarwe, spelt en later gerst en lijnzaad. Zo selecteerden zij elk jaar opnieuw de zaden, knollen en vruchten met de voor hun doel beste, zichtbare eigenschappen zoals een grote opbrengst en gezond uiterlijk.
Die eigenschappen waren wel voor de gebruiker, de mens dus, maar niet per se voor de plant de beste keuze. Deze gedomesticeerde gewassen konden niet langer zonder de hulp van de mens in de natuur overleven. De genetische variatie van de geselecteerde planten verarmde zodanig, dat het voor de gewassen moeilijk is geworden beschaduwen door naburige planten, bacterie- of virusziektes of vraat van insecten te overleven. 

Hoogleraar Yuling Bai legt zich met haar onderzoeksteam toe op veredelingstechnieken om gewassen zoals tomaat, aardappel of komkommer opnieuw weerbaarder te maken tegen ziekmakende organismen. De fase van genetische verarming is gestopt toen de wetenschap zo rond 1900 zijn intrede deed in de plantenveredeling. De wetten van Mendel werden herontdekt en de op ervaring, geluk en intuïtie gebaseerde veredeling krijgt steun van de professionele wetenschap, de genetica in het bijzonder, maar ook van wetenschappen als fysiologie, nematologie en statistiek.

Door gewassen te kruisen kon vanwege de overervingswetten van Mendel het resultaat in de volgende generatie worden voorspeld. De nieuw ontwikkelde variëteiten en rassen bezaten nieuwe eigenschappen, zoals ziekteresistentie of een betere smaak. Vervelend is dat ziekte verwekkers de ingebouwde resistentie op den duur kunnen doorbreken door zich aan te passen.
Nu is bekend dat wilde planten in de natuur vrijwel niet ziek worden. Zaak is dus om deze eigenschappen weer terug te kruisen of in te bouwen. Dat kan heel precies via nieuwe technologieën als Crispr, een techniek die zo veel sneller werkt dan via de traditionele veredeling. Voor mij is het dan ook onbegrijpelijk dat deze techniek nog steeds niet is toegelaten in Europa. 

Het startpunt van kringloop- of circulaire landbouw is gezond plantaardige uitgangsmateriaal zoals zaden, bollen en knollen. Het is dus cruciaal om over nieuwe robuuste variëteiten te beschikken die passen in de nieuw ontwikkelde teeltsystemen, met een hoge veerkracht voor zowel biotische stress (ziektes) als abiotische stress (omgevingsfactoren).

Ik denk dat we er daarmee nog niet zijn, we zullen ook moeten werken aan weerbare systemen. Immers resistenties tegen ziekten zal het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen enorm verminderen. Maar we zullen ook moeten werken aan weerbare teeltsystemen om emissies en ophoping van schadelijke residuen in de cyclus te voorkomen.

De Nederlandse overheid wil het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen in 2030 tot nul reduceren. Er is dus naast dringend behoefte aan resistente rassen ook dringend behoefte aan nieuwe weerbare teeltsystemen. 

Jan Willem de Vries
Wageningen University & Research
Business Unit Glastuinbouw
 

(* = Een persoonlijk hoogleraar is iemand die vanwege uitzonderlijke onderzoekscapaciteiten is benoemd aan een universiteit en wiens leerstoel gefinancierd wordt door de universiteit. Het verschil met een gewoon hoogleraar is dat bij vertrek van de gewoon hoogleraar een ander op deze positie wordt benoemd. Een persoonlijk hoogleraarschap is daarentegen persoonsgebonden en wordt bij vertrek van de hoogleraar niet opgevuld). 

Uit de krant

Meest gelezen

Uit de krant